Gif moar buzze. Ge zoe nog peizn damme biekan arabis spreekn.
Frutnier = wesp
Stuttn = boterhammen
Affeceern = goaze geevn
Andjoen = ajuin
Antertn = vertrekken
Antidns / Tielik = vroeg
Oakre = zie Seule
Ballasoewere, Juttekakokuhr, Renne = schommel
Bollekette = een king-size knikker
Buzze geevn = goaze geevn
Camelot = goedkoop en duurkoop
Cornisje = dakgoot
Deur = door
Deure = deur
Dilt = "zolder" boven stallen, dient op hooi/stro te stockeren
Gestekakker = dikkenekke
Ertefretter = een zeurkous
Ersatz = vervangmiddel van mindere kwaliteit
Fikke = een gebrekkig mens
Flusj = vangtros
Flutse = misser
Frottn = flemen
Furnint = ongedierte (bij insecten)
Gerre = een gat, kier bv. de deure stoat up e gerre
Gesoere = vrouwspersoon dat meestal in de struiken gevonden wordt
Gesgjeete = vrouw met de intelligentie van de gesoere maar met minder succes bij de mannen
Gjil die santeboetik = heel dat zaakske
In kweiste zin = Ruzie maken
t Ipperste = de zolder
Jeunn = zich amuseren
Kariot = oud vehikel
Keunesniederke::cuttermes
Kissak = vettigaard
Kluntn = onhandig mens
Klutters / Kluttergel = kleingeld
Kontroarie = integendeel, tegendraads
Kolisheklutser = nietsnut met grote mond
Kortwoagn = kruiwagen
Krudekoeke/zoetekoeke/pennepisse = peperkoek
Kwihstje/kwitzonders = Ik ben benieuwd
Lattestwoors = rolluiken
Lettre = weinig
Lochtink = moestuin
Lutte geevn = goaze geevn
Marbels/Marbeln = knikkers/met knikkers spelen
Meuze = mug
Meuzel = boodschappentas/zak
Messink :mesthoop
Miern zjihkn = zeveren
Mullepihre/mot = klap in t gezicht (muilpeer)
Oalkartjil = beerkar
Pallulle = Pannenkoek
Pallullewuppre = Drogegrappenmaker
Pekker = iemand die op cafe blijft hangen
Pernikkel = klein, onbeduidend mannetje
Pertank = nochtans
Pille = batterijtje
Preus/Preus lik tvjirtih = trots/ enorm trots zijn
Puppegoale/Bakwoagn = kruiwagen
Passensjuh = geduld
Jen Puste skeurn = geniepig vertrekken
Rutte = venster
Rulle = meikever
Sarze/Soaze = deken
Sk(e)uttels, de sk(e)uttels doen = de vaat doen
Skufln = fluiten, ook vogelzang
Skuflette = fluitje
Skurdug/Skurdugoard = roekeloos, roekeloos persoon
Skuw = gevaarlijk/geweldig (let op het verschil in betekenis)
Seule = emmer
Sjette = wol
Sjette geevn = Buzze geevn
Slunse = vod/vrouw met lichte zeden -cfr. den tring en den tram zin derover gewist
Sloare = sloor, arme vrouw
Smihrlaprie = goederen van bedenkelijke kwaliteit
Smuk [Smukk'n] = motregen [motregenen]
Stoffoasje = materiaal
Sturtn = morsen
Stuteskoajer = boterhammenbedelaar
Tefihte = direct
Tettink = regenworm
Tjihle = Teil
Jattetoet = jazeker
Trunte = treuzelaar
Ulle = deksel
Ullewuppre = kroontjeswipper, flesopener
Van twihstn = Dwars
Verzekers = waarschijnlijk
Veugl, veugln = vogel, ook figuurlijk, vandaar het werkwoord
Vlerke = vleugel
Vrommins = vrouw
Vulleege = onhygienische vrouw
Wietn = onnozelaar
Wikkeln / Roern = bewegen
Wuf = vrouw, geen negatieve connotatie
Zjihmtette = slijmbal, zagevent
Acties, promoties, nieuws
Wil je hier jou actie of promotie zien staan, adverteer dan op onze website.